Het stinkt in elk geval nog niet, dacht Special Agent Bill Jeffreys.
Terwijl hij nog steeds over het lichaam gebogen stond, merkte hij toch dat het ontbindingsproces al begonnen was. De stank vermengde zich met de verse geur van dennen en de heldere mist van de beek; een lichaamsgeur waar hij al gewend aan zou moeten zijn. Maar dat zou waarschijnlijk nooit gebeuren.
Het naakte lichaam van de vrouw was zorgvuldig op een groot rotsblok aan de rand van de beek geplaatst. Ze zat rechtop, tegen een ander rotsblok geleund, haar benen uitgestrekt en gespreid, haar handen langs haar zij. Hij zag een rare kromming in haar rechterarm, wat een gebroken bot deed vermoeden. Haar golvende haar was duidelijk een pruik, voddig, met blonde tinten die niet bij elkaar pasten. Op haar mond was met lippenstift een roze glimlach getekend.
Het moordwapen zat nog steeds om haar nek gebonden; ze was met een roze lint gewurgd. Op de rots voor haar, aan haar voeten, lag een rode neproos.
Bill probeerde voorzichtig haar linkerhand op te tillen. Die bewoog niet.
“De lijkstijfheid is nog niet verdwenen,” zei agent Spelbren tegen Bill en hij hurkte aan de andere kant van het lichaam. “Niet langer dan vierentwintig uur dood.”
“Wat is er met haar ogen?” vroeg Spelbren.
“Wijd open genaaid met zwart draad,” antwoordde hij, zonder de moeite te nemen om beter te kijken.
Spelbren staarde hem vol ongeloof aan.
“Kijk zelf maar,” zei Bill.
Spelbren tuurde naar de ogen. “Jezus,” mompelde hij stilletjes.
Het viel Bill op dat hij niet walgend terugweek. Bill waardeerde dat. Hij had met andere agenten gewerkt – van wie sommigen zelfs geroutineerde veteranen zoals Spelbren – die nu allang over hun nek gegaan zouden zijn.
Bill had nog nooit met hem samengewerkt. Spelbren was voor deze zaak vanuit een kantoor in Virginia opgeroepen. Het was Spelbrens idee geweest om iemand van de eenheid Gedragsanalyse in Quantico erbij te halen. Daarom was Bill hier.
Slimme actie, dacht Bill.
Bill kon zien dat Spelbren maar een paar jaar jonger was dan hij. Toch had hij een verweerd, doorleefd uiterlijk dat hem wel aanstond.
“Ze heeft contactlenzen in,” merkte Spelbren op.
Bill keek beter. Hij had gelijk. Een griezelig, kunstmatig blauw dat hem de andere kant op liet kijken. Het was koel hier bij de beek zo laat in de ochtend, maar de ogen waren in hun kassen teruggezonken. Het zou lastig worden om het exacte tijdstip van overlijden te bepalen. De enige zekerheid die Bill had, was dat het lichaam ergens gedurende de nacht hierheen gebracht was en zorgvuldig was gepositioneerd.
Hij hoorde vlakbij een stem.
“Verdomde agenten.”
Bill keek op naar de drie plaatselijke agenten die een paar meter verderop stonden. Ze stonden nu onhoorbaar te fluisteren, dus Bill wist dat het de bedoeling was dat hij die twee woorden zou horen. Ze kwamen uit Yarnell en ze waren duidelijk niet blij dat de FBI was komen opdagen. Ze dachten dat ze dit wel alleen aan zouden kunnen.
De hoofdboswachter van Mosby State Park had daar anders over gedacht. Hij was niet meer gewend dan vandalisme, afval en illegaal vissen en jagen en hij wist dat de plaatselijke agenten van Yarnell niet bekwaam genoeg waren om dit af te handelen.
Bill had de reis van bijna tweehonderd kilometer per helikopter afgelegd, zodat hij kon er zijn voordat het lichaam verplaatst werd. De piloot was naar de coördinaten van een weiland op een nabijgelegen heuveltop gevlogen, waar de boswachter en Spelbren hem hadden getroffen. De boswachter had een paar kilometer over een zandweg gereden en toen ze gestopt waren, kon Bill van de weg de plek van de moord zien. Het was maar een klein stukje naar beneden vanaf de beek.
De agenten die ongeduldig een eindje verderop stonden te wachten, hadden de plaats delict al bekeken. Bill wist precies wat ze dachten. Ze wilden deze zaak zelf oplossen; een paar FBI-agenten was wel het laatste dat ze wilden zien.
Sorry, rednecks, dacht Bill, maar dit gaat jullie pet te boven.
“De sheriff denkt dat het mensenhandel is,” zei Spelbren. “Hij heeft het mis.”
“Waarom zeg je dat?” vroeg Bill. Hij wist het antwoord zelf wel, maar hij wilde weten hoe het brein van Spelbren werkte.
“Ze is in de dertig, niet zo heel erg jong,” zei Spelbren. “Striae, dus ze heeft minstens één kind gekregen. Niet het type dat doorgaans gebruikt wordt bij mensenhandel.”
“Je hebt gelijk,” zei Bill.
“Maar hoe zit het met die pruik?”
Bil schudde zijn hoofd. “Haar hoofd is geschoren,” antwoordde hij, “dus waar de pruik ook voor bedoeld was, het was niet om haar haarkleur te veranderen.”
“En de roos?” vroeg Spelbren. “Een boodschap?”
Bill bestudeerde de bloem. “Goedkope kunstbloem,” antwoordde hij. “Het soort dat je in iedere goedkope winkel kunt vinden. We zullen het natrekken, maar ik denk niet dat we iets zullen vinden.”
Spelbren bekeek hem, zichtbaar onder de indruk.
Bill twijfelde of er ook maar iets was waar ze wat aan zouden hebben. De moordenaar was te doelgericht, te planmatig. Dit hele tafereel was opgezet met een bepaalde zieke stijl die hem nerveus maakte.
Hij zag dat de plaatselijke agenten stonden te trappelen om dichterbij te komen, zodat ze dit konden afronden. Er waren al foto’s gemaakt, en het lichaam kon ieder moment weggehaald worden. Bill stond op en zuchtte. Zijn benen voelden stijf. Hij begon langzamer te worden met zijn veertig jaar, in elk geval een beetje.
“Ze is gemarteld,” observeerde hij en hij ademde verdrietig uit. “Kijk maar naar al die snijwonden. Sommige waren al aan het genezen.” Hij schudde verbeten zijn hoofd. “Iemand heeft haar dagenlang bewerkt voordat het met dat lint afgemaakt werd.”
Spelbren zuchtte. “De dader was ergens pisnijdig over,” zei hij.
“Hé, wanneer gaan we het hier afronden?” riep een van de agenten.
Bill keek hun richting op en zag dat ze heen en weer stonden te schuifelen. Twee van hen stonden stilletjes te mopperen. Bill wist dat het werk hier al klaar was, maar dat zei hij niet. Hij liet die stommelingen liever nog wat wachten en gissen.
Hij draaide zich langzaam om en nam de omgeving in zich op. Het was dichtbebost, allemaal dennenbomen en cederbomen en een heleboel struikgewas. De beek zocht zich kabbelend een weg door het serene landschap naar de dichtstbijzijnde rivier. Zelfs nu, midden in de zomer, zou het hier niet erg heet worden, dus het lichaam zou niet meteen ontbinden. Toch was het verstandig om het hier snel weg te halen en naar Quantico te sturen. Onderzoekers zouden het daar willen onderzoeken terwijl het nog redelijk vers was. De lijkwagen was op de zandweg aangekomen en stond achter de politieauto te wachten.
De weg was niets meer dan evenwijdige bandensporen door het bos. Het was bijna zeker dat de moordenaar hierlangs gereden was. Hij had het lichaam langs een smal pad naar deze plek gedragen, het gepositioneerd en was toen weggegaan. Hij zou niet lang gebleven zijn. Ondanks het feit dat het een afgelegen gebied was, werd hier geregeld door boswachters gepatrouilleerd en privéauto’s waren hier niet toegestaan. Hij had gewild dat het lichaam gevonden werd. Hij was trots op zijn werk.
En het wás ook gevonden, in de vroege ochtend, door een stel vroege ruiters. Toeristen op gehuurde paarden, had de boswachter aan Bill verteld. Het waren vakantiegangers uit Arlington die op een gereconstrueerde Western-ranch net buiten Yarnell verbleven. De boswachter had verteld dat ze nu nogal overstuur waren. Er was hun gezegd dat ze niet de stad uit mochten, en Bill was van plan om later met hen te praten.
Er was verder niets opvallends in het gebied rondom het lichaam. Die kerel was heel zorgvuldig geweest. Hij had iets achter zich aan gesleept – een schep misschien – toen hij vanaf de beek was teruggelopen, om zijn eigen voetsporen te verbergen. Er was verder niets opzettelijk of per ongeluk achtergelaten. Als er al bandensporen op de weg waren geweest, dan waren die waarschijnlijk door de politieauto en de lijkwagen vernietigd.
Bill zuchtte bij zichzelf. Verdomme, dacht hij. Waar is Riley wanneer ik haar nodig heb?
Zijn vaste politiepartner en beste vriendin was met onvrijwillig verlof, herstellend van het trauma van hun laatste zaak. Ja, dat was een akelige toestand geweest. Ze had tijd nodig, en als hij eerlijk tegen zichzelf was, wist hij dat ze misschien nooit meer terugkwam.
Maar hij had haar nu echt nodig. Ze was veel slimmer dan Bill en hij vond het niet erg om dat toe te geven. Hij keek met plezier hoe haar gedachten te werk gingen. Hij zag voor zich hoe ze deze scene zou uitpluizen, detail voor minuscuul detail. Op dit moment zou ze hem plagen met alle pijnlijke, overduidelijke aanwijzingen die pal voor zijn neus lagen.
Wat zou Riley hier zien wat Bill niet zag?
Hij voelde zich leeg, en dat beviel hem niet. Maar er was niets wat hij nu nog kon doen. “Oké, jongens,” riep Bill naar de agenten. “Haal het lichaam weg.”
De agenten lachten en gaven elkaar een high five.
“Denk je dat hij het nog een keer zal doen?” vroeg Spelbren.
“Ik weet het wel zeker,” zei Bill.
“Hoe weet je dat?”
Bill haalde diep adem. “Omdat ik zijn werk eerder gezien heb.”
“Het werd met de dag erger voor haar,” zei Sam Flores. Hij liet nog een afschuwelijke foto zien op het enorme multimedia beeldscherm dat boven de vergadertafel uittorende. “Tot op het moment dat hij er een eind aan maakte.”
Bill had dat al gedacht, maar hij haatte het om gelijk te hebben.
Het Bureau had het lichaam naar de GAE, eenheid Gedragsanalyse, in Quantico gevlogen, forensische deskundigen hadden foto’s genomen en het lab was met alle tests begonnen. Flores, een medewerker met een zwart omrande bril, doorliep de afgrijselijke diavoorstelling en de gigantische beeldschermen werden een afstotelijke aanwezigheid in de vergaderruimte van de GAE.
“Hoe lang was ze al dood voordat het lichaam gevonden werd?” vroeg Bill.
“Niet lang,” antwoordde hij. “Misschien in de vroege avond daarvoor.”
Naast Bill zat Spelbren, die met hem naar Quantico meegevlogen was nadat ze Yarnell verlaten hadden. Aan het hoofd van de tafel zat Special Agent Brent Meredith, het teamhoofd. Met zijn brede postuur, zijn donkere, hoekige kenmerken en zijn no-nonsens gezicht was Meredith een indrukwekkende aanwezigheid. Niet dat Bill door hem geïntimideerd was; verre van dat. Hij mocht graag denken dat ze veel gemeen hadden. Ze waren allebei doorgewinterde veteranen die alles al gezien hadden.
Flores liet een aantal close-ups van de wonden van het slachtoffer zien. “De wonden aan de linkerkant zijn eerder toegebracht,” zei hij. “Die aan de rechterkant zijn recenter. Sommige daarvan zijn uren of zelfs minuten voordat hij haar met het lint heeft gewurgd toegebracht. Het lijkt alsof hij gedurende de week dat hij haar gevangenhield geleidelijk aan steeds gewelddadiger werd. Haar arm breken is waarschijnlijk het laatste dat hij gedaan heeft toen ze nog leefde.”
“De wonden zien eruit als het werk van één dader,” observeerde Meredith. “Waarschijnlijk mannelijk, afgaande op het toenemende niveau van agressie. Wat heb je nog meer?”
“Gezien de kleine stoppels op haar hoofdhuid denken we dat haar hoofd twee dagen voordat ze werd vermoord is geschoren,” ging Flores verder. “De pruik is met stukjes van andere pruiken in elkaar genaaid, allemaal goedkope. De contactlenzen zijn waarschijnlijk per postorder besteld. En nog iets,” zei hij en hij keek aarzelend naar de gezichten. “Hij heeft haar met Vaseline ingesmeerd.”
Bill voelde de spanning in de ruimte stijgen. “Vaseline?” vroeg hij.
Flores knikte.
“Waarom?” vroeg Spelbren.
Flores haalde zijn schouders op. “Dat is jouw taak,” antwoordde hij.
Bill dacht aan de twee toeristen die hij de dag ervoor had ondervraagd. Hij had niets aan hen gehad. Ze waren verscheurd door morbide nieuwsgierigheid en op het randje van paniek over wat ze gezien hadden. Ze hadden niets liever gewild dan teruggaan naar hun huis in Arlington en er was geen reden geweest om hen in hechtenis te nemen. Ze waren door iedere beschikbare agent ondervraagd. En ze waren duidelijk gewaarschuwd om niets te zeggen over wat ze gezien hadden.
Meredith ademde uit en legde beide handen op de tafel. “Goed werk, Flores,” zei hij.
Flores leek dankbaar voor het compliment, en misschien een beetje verrast. Brent Meredith was niet vrijgevig met lof.
“Nou, agent Jeffreys,” zei Meredith, terwijl hij zich naar hem toe draaide, “laat maar eens horen hoe dit betrekking heeft op jouw oude zaak.”
Bill haalde diep adem en leunde naar achteren in zijn stoel. “Iets minder dan zes maanden geleden,” begon hij, “op zestien december om precies te zijn, werd het lichaam van Eileen Rogers gevonden op een boerderij bij Daggett. Ik werd erbij geroepen om het te onderzoeken, samen met mijn partner, Riley Paige. Het was ontzettend koud en het lichaam was helemaal bevroren. Het was moeilijk te bepalen hoe lang het daar al lag en het tijdstip van overlijden is nooit exact bepaald. Flores, laat maar zien.”
Flores draaide zich weer om naar de diavoorstelling. Het scherm deelde zich in tweeën en naast de beelden die er al op stonden verscheen een nieuwe reeks. De twee slachtoffers werden naast elkaar vertoond. Bill snakte naar adem. Het was verbijsterend. Afgezien van het bevroren vlees van het ene lijk verkeerden de lichamen in bijna exact dezelfde toestand. De wonden waren bijna identiek. Bij beide vrouwen waren de ogen op dezelfde afschuwelijke manier open genaaid.
Bill zuchtte. De beelden brachten het allemaal weer terug. Hoe lang hij ook bij de politie zat, de aanblik van een slachtoffer deed hem nog altijd pijn.
“Het lichaam van Rogers was rechtop zittend tegen een boom aan gevonden,” ging Bill verder, zijn stem verbeten nu. “Niet zo zorgvuldig neergelegd als het lichaam in Mosby Park. Geen contactlenzen of Vaseline, maar de meeste andere details zijn hetzelfde. Rogers’ haar was kortgeknipt, niet geschoren, maar er was een soortgelijke aan elkaar genaaide pruik. Ze was ook met een roze lint gewurgd en vóór haar werd een neproos gevonden.” Bill zweeg even. Hij haatte wat hij nu moest zeggen. “Paige en ik konden de zaak niet oplossen.”
Spelbren draaide zich naar hem om. “Wat was het probleem?” vroeg hij.
“Wat was het probleem níét?” zei Bill, zich onnodig verdedigend. “Er zat niets mee. We hadden geen getuigen; de familie van het slachtoffer kon ons geen enkele bruikbare informatie geven; Rogers had geen vijanden; geen ex-man; geen boos vriendje. Er was geen enkele reden dat zij aangevallen en vermoord moest worden. Het werd vrijwel meteen een cold case.” Bill zweeg. Zijn geest werd overspoeld door sombere gedachten.
“Niet doen,” zei Meredith op zijn typerende kalmerende toon. “Het is niet jouw schuld. Je kon een nieuwe moord niet voorkomen.”
Bill waardeerde zijn vriendelijkheid, maar hij voelde zich verdomd schuldig. Waarom had hij het eerder niet kunnen oplossen? Waarom was Riley niet gelukt? Er waren maar weinig momenten in zijn carrière geweest dat hij zich zo verslagen had gevoeld.
Op dat moment ging Merediths telefoon en de chef nam het gesprek aan. Het eerste wat hij zei was: “Shit.” Hij herhaalde dat nog een paar keer. Toen zei hij: “Weet je zeker dat zij het is?” Hij zweeg en zei toen: “Is er contact opgenomen voor losgeld?”
Hij stond op uit zijn stoel en liep de vergaderruimte uit, de andere drie mannen verbouwereerd achterlatend. Na een paar minuten kwam hij terug. Hij zag er ineens een stuk ouder uit. “Heren, we hebben nu met een crisis te maken,” deelde hij mee. “Het slachtoffer van gisteren is zojuist geïdentificeerd. Haar naam was Reba Frye.”
Bill snakte naar adem, alsof hij een stomp in zijn maag had gekregen; hij zag ook de schok bij Spelbren. Maar Flores zag er verward uit. “Moet ik weten wie dat is?” vroeg hij.
“Haar meisjesnaam is Newbrough,” legde Meredith uit. “De dochter van staatssenator Mitch Newbrough; waarschijnlijk de nieuwe gouverneur van Virginia.”
Flores blies zijn adem uit.
“Ik had niet vernomen dat ze vermist was,” zei Spelbren.
“Het was niet officieel gerapporteerd,” zei Meredith. “Er is al contact opgenomen met haar vader. En natúúrlijk denkt hij dat het politiek is, of persoonlijk, of allebei. Hij negeert daarbij het feit dat er zes maanden geleden hetzelfde is gebeurd met een ander slachtoffer.” Meredith schudde zijn hoofd. “De senator neemt dit hoog op,” ging hij verder. “We kunnen een lawine van de pers verwachten. Hij zorgt er wel voor dat het vuur ons aan de schenen wordt gelegd.”
Bills moed zonk hem in de schoenen. Hij haatte het gevoel alsof hij er tot diep in zijn oren in zat. Maar dat was precies hoe hij zich nu voelde.
Er viel een sombere stilte in de ruimte.
Uiteindelijk schraapte Bill zijn keel. “We hebben hulp nodig,” zei hij.
Meredith draaide zich naar hem om en Bill keek naar zijn verharde blik. Plotseling was het gezicht van Meredith vol zorgen en afkeur. Hij wist duidelijk wat Bill dacht. “Ze is er nog niet klaar voor,” antwoordde Meredith. Hij wist dat Bill haar erbij wilde halen.
Bill zuchtte. “Meneer,” antwoordde hij, “ze kent de zaak beter dan wie dan ook. En er is niemand die slimmer is.” Na nog een korte stilte stond Bill op en zei wat hij werkelijk dacht. “Ik denk niet dat we het zonder haar kunnen doen.”
Meredith tikte een paar keer met zijn potlood tegen een notitieboek, zichtbaar wensend dat hij overal was behalve hier. “Het is fout,” zei hij. “Maar als ze instort, is het jóúw fout.” Hij ademde weer uit. “Bel haar.”
Бесплатно
Установите приложение, чтобы читать эту книгу бесплатно
О проекте
О подписке