Bill was omgeven door een zee van blauwe ogen, maar ze waren niet echt. Normaal had hij geen last van nachtmerries over zijn zaken, en dat had hij nu ook niet, maar het voelde wel zo. Hier, midden in de poppenwinkel, waren er gewoon overal kleine blauwe ogen, allemaal wagenwijd open, fonkelend en alert.
De kleine robijnrode lippen van de poppen, de meeste glimlachend, waren ook verontrustend. Net als al het zorgvuldig gekamde nephaar, stijf en bewegingloos. Terwijl hij al deze details in zich opnam, vroeg hij zich af hoe hij de bedoeling van de moordenaar gemist kon hebben: om zijn slachtoffers er zo goed mogelijk als poppen uit te laten zien. Riley was ervoor nodig geweest om dat verband te leggen. Goddank is ze terug, dacht hij.
Toch kon Bill er niets aan doen dat hij zich zorgen maakte over haar. Bij Mosby Park was hij verblind geweest door haar briljante werk. Maar achteraf, toen hij haar naar huis bracht, had ze er uitgeput en ontmoedigd uitgezien. Gedurende de hele rit had ze nauwelijks een woord gezegd. Misschien was het te veel voor haar geweest.
Toch wilde Bill dat Riley hier nu was. Ze had besloten dat het beter was om hun team op te splitsen, zodat ze sneller te werk konden gaan. Hij kon daar niet tegenin gaan. Ze had gevraagd of hij de poppenwinkels in de regio op zich wilde nemen, terwijl zij terug zou gaan naar de plaats delict van zes maanden geleden.
Bill keek om zich heen. Hij voelde zich overweldigd en vroeg zich af wat Riley van deze poppenwinkel zou vinden. Het was de meest stijlvolle die hij vandaag bezocht had. Hier aan de rand van de ringweg kreeg de winkel waarschijnlijk veel deftige klanten uit de rijke noordelijke gebieden van Virginia.
Hij snuffelde wat rond. Zijn aandacht werd getrokken door een kleine meisjespop. Met haar glimlach en bleke huid deed ze hem aan het laatste slachtoffer denken. Hoewel ze gekleed was in een roze jurk met een heleboel kant op de kraag, manchetten en zomen, zat ze ook in een verontrustend vergelijkbare positie.
Plotseling hoorde Bill een stem van rechts komen.
“Ik denk dat u op de verkeerde afdeling bent.”
Bill draaide zich om en zag een gezet, klein vrouwtje met een warme glimlach voor zijn neus staan. Er was iets aan haar wat hem vertelde dat zij hier de leiding had. “Waarom denkt u dat?” vroeg hij.
De vrouw grinnikte. “Omdat u geen dochters hebt. Ik herken een man die geen dochters heeft van een kilometer afstand. Vraag me niet hoe, het zal wel intuïtie zijn, denk ik.”
Bill was verbijsterd door haar pienterheid en diep onder de indruk.
Ze stak haar hand naar Bill uit. “Ruth Behnke,” zei ze.
Bill schudde haar hand. “Bill Jeffreys. U bent de eigenaar van deze winkel?”
Ze grinnikte nogmaals. “Ik zie dat u ook intuïtie hebt,” zei ze. “Aangenaam kennis te maken. Maar u hebt wél zonen, toch? Drie jongens, denk ik.”
Bill glimlachte. Haar intuïtie was echt heel scherp. Bill dacht dat zij en Riley het wel goed met elkaar zouden kunnen vinden. “Twee,” antwoordde hij. “Maar u zat er verdomd dichtbij.”
“Hoe oud?” vroeg ze.
“Acht en tien.”
Ze keek rond. “Ik denk niet dat ik hier veel voor ze heb. O, wacht even, ik heb een paar eigenaardige speelgoedsoldaten in het volgende gangpad staan. Maar dat vinden jongens niet meer leuk, of wel? Tegenwoordig is het alleen maar videogames. En nog gewelddadige ook.”
“Ik ben bang van wel.”
Ze bekeek hem aandachtig. “U bent hier niet om een pop te kopen, hè?” vroeg ze.
Bill glimlachte en schudde zijn hoofd. “U bent echt goed,” antwoordde hij.
“Bent u soms een politieagent?” vroeg ze.
Bill lachte stilletjes en pakte zijn penning tevoorschijn. “Niet helemaal, maar een goede gok.”
“O, jeetje!” zei ze bezorgd. “Wat doet de FBI in mijn kleine winkeltje? Sta ik soms op een of andere lijst?”
“In zekere zin,” zei Bill. “Maar u hoeft zich nergens zorgen om te maken. Uw winkel kwam naar voren in onze zoektocht naar lokale winkels die antieke en verzamelpoppen verkopen.”
Eigenlijk wist Bill niet precies wáár hij naar zocht. Riley had voorgesteld om een paar van deze plekken na te gaan, ervan uitgaand dat de moordenaar ze regelmatig bezocht, of in elk geval één keer bezocht had. Hij wist niet wat ze verwachtte. Dacht ze dat de moordenaar hier zelf zou zijn? Of dat een van de medewerkers de moordenaar ontmoet had?
Dat betwijfelde hij. En zelfs als dat wel zo was, dacht hij niet dat ze hem als een moordenaar herkend hadden. Waarschijnlijk waren alle mannen die hier kwamen, áls dat al gebeurde, griezels.
Het was waarschijnlijker dat Riley probeerde om hem meer inzicht in de geest van de moordenaar te geven, in de manier waarop hij naar de wereld keek. Als dat zo was, dan zou Bill haar teleur moeten stellen. Hij had simpelweg niet haar brein of haar talent om zo gemakkelijk in het hoofd van moordenaars binnen te wandelen.
Het leek hem dat ze echt aan het gissen was. Er waren tientallen poppenwinkels binnen het bereik waarin ze zochten. Hij dacht dat het beter was als de forensisch rechercheurs gewoon de poppenmakers zouden natrekken. Hoewel, dat had tot nu toe niets opgeleverd.
“Ik zou willen vragen om wat voor zaak dit gaat,” zei Ruth, “maar dat kan ik beter niet doen.”
“Nee,” zei Bill, “dat kunt u beter niet doen.”
Niet dat de zaak nog een geheim was; niet nadat de mensen van senator Newbrough er een een persbericht over hadden verstuurd. De media stonden vol met het nieuws. Zoals gewoonlijk werd het Bureau nu overstelpt met een stortvloed aan foute tips, en internet liep over van de vreemde theorieën. Het hele gebeuren was een behoorlijke last geworden.
Maar waarom zou hij dat aan deze vrouw vertellen? Ze leek zo aardig en haar winkel zo deugdzaam en onschuldig, dus Bill wilde haar niet overstuur maken met iets zo macabers en schokkends als een seriemoordenaar met een obsessie voor poppen.
Maar er was wel één ding wat hij wilde weten. “Vertelt u mij eens,” zei Bill. “Hoeveel verkoopt u aan volwassenen; ik bedoel volwassenen zonder kinderen?”
“O, dat zijn veruit mijn meeste verkopen. Aan verzamelaars.”
Bill was geboeid. Dat zou hij nooit hebben geraden. “Waarom denkt u dat?” vroeg hij.
De vrouw glimlachte een vreemde, afstandelijke glimlach en antwoordde op vriendelijke toon: “Omdat mensen sterven, Bill Jeffreys.”
Nu was Bill echt geschrokken. “Pardon?” zei hij.
“Naarmate we ouder worden, verliezen we mensen. Onze vrienden en geliefden sterven. We rouwen. Poppen laten de tijd voor ons stilstaan. Ze zorgen ervoor dat we ons verdriet vergeten. Ze troosten en steunen ons. Kijk maar om je heen. Sommige poppen zijn ruim een eeuw oud en sommige zijn bijna nieuw. Bij sommige kun je het verschil niet eens zien. Ze zijn tijdloos.”
Bill keek om zich heen. Hij kreeg een griezelig gevoel door al die eeuwenoude ogen die naar hem staarden, en hij vroeg zich af hoeveel mensen deze poppen overleefd hadden. Hij dacht aan wat ze gezien hadden: de liefde, de woede, de haat, het verdriet, het geweld. En toch bleven ze met dezelfde lege uitdrukking terug staren.
Hij begreep het niet. Mensen hóren ouder te worden, dacht hij. Ze moesten oud en gerimpeld en grijs worden, zoals hij, met alle duisternis en afschuw in de wereld. Met alles wat hij gezien had, zou het een zonde zijn, dacht hij, als hij er nog steeds hetzelfde uit had gezien. De plaatsen delict hadden een diepe indruk op hem gemaakt en ervoor gezorgd dat hij niet meer jong wilde blijven.
“Ze zijn ook... niet levend,” zei Bill ten slotte.
Haar glimlach werd bitterzoet, bijna medelijdend. “Is dat echt zo, Bill? De meeste van mijn klanten denken daar anders over. Ik weet niet eens of ík er ook zo over denk.”
Er viel een merkwaardige stilte. De vrouw verbrak die met een grinnik. Ze gaf Bill een kleurrijk kleine folder met allemaal plaatjes van poppen. “Toevallig ga ik binnenkort naar een bijeenkomst in D.C. Misschien wilt u er ook wel naartoe. Misschien geeft het u ideeën voor waar u dan ook naar op zoek bent.”
Bill bedankte haar en liep de winkel uit, dankbaar voor de tip over de bijeenkomst. Hij hoopte dat Riley met hem mee wilde gaan. Bill herinnerde zich dat ze deze middag senator Newbrough en zijn vrouw ging ondervragen. Dat was een belangrijke afspraak; niet alleen omdat de senator misschien wel goede informatie kon hebben, maar ook vanwege diplomatieke redenen. Newbrough regelde heel veel voor het Bureau. Riley was precies de juiste agent die hem moest overtuigen van het feit dat ze alles deden wat ze konden.
Maar zal ze echt komen opdagen? vroeg Bill zich af. Het was heel raar dat hij daar niet zeker van kon zijn. Tot zes maanden geleden was Riley het enige betrouwbare in zijn leven geweest. Hij had haar altijd voor de volle honderd procent vertrouwd. Maar haar zichtbare pijn baarde hem zorgen.
Bovendien miste hij haar. Hoe intimiderend haar razendsnelle brein soms ook kon zijn, hij had haar nodig op een zaak als deze. Gedurende de laatste zes weken was het ook tot hem doorgedrongen dat hij haar vriendschap nodig had.
Of was het diep vanbinnen toch meer dan dat?
Riley reed over de tweebaansweg en nam een slokje van haar energiedrankje. Het was een zonnige, warme ochtend. De ramen van de auto waren open en de warme geur van vers hooi vulde de lucht. In de omringende weilanden stond vee en aan beide zijden van de vallei waren bergen. Ze vond het hier prettig. Maar ze herinnerde zichzelf eraan dat ze hier niet was voor een vakantie. Ze had werk te doen.
Riley sloeg af naar een veel bereden onverharde weg en na een minuut of twee kwam ze bij een splitsing. Ze draaide het nationaal park in, reed een kort stukje en zette haar auto op de schuine berm langs de weg stil. Ze stapte uit en wandelde over een open stuk naar een grote, stevige eik die in de noordoostelijke hoek stond.
Dit was de plek. Hier was het lichaam van Eileen Rogers gevonden, nogal onhandig tegen de boom aangezet. Zij en Bill waren hier samen zes maanden geleden geweest en Riley zag alles weer voor zich. Het grootste verschil was het weer. Het was toen half december geweest en bitterkoud. De grond was bedekt geweest door een dunne laag sneeuw.
Ga terug, zei ze tegen zichzelf. Ga terug en voel het.
Ze ademde diep in en uit, totdat ze een ijzige kou door haar longen voelde gaan. Ze kon bijna de dikke wolken die ze bij iedere ademhaling uitblies zien.
Het naakte lichaam was volledig bevroren geweest. Het was niet makkelijk om te zien welke van de vele wonden op het lichaam door een mes waren toegebracht, en welke barsten en kloven door de ijzige kou.
Riley riep het beeld in zich op, met ieder detail. De pruik. De geverfde glimlach. De open genaaide ogen. De neproos die in de sneeuw tussen de gespreide benen van het lijk had gelegen.
Het beeld in haar hoofd was nu levendig genoeg. Nu moest ze doen wat ze de vorige dag ook gedaan had: in de huid van de moordenaar kruipen.
Ze sloot haar ogen weer, ontspannen, en sprong in het diepe. Ze verwelkomde het lichte, duizelingwekkende gevoel in haar hoofd terwijl ze het brein van de moordenaar binnenglipte. Ze was al snel bij hem, binnen in hem. Ze zag precies wat hij zag, voelde wat hij voelde.
Hij reed hier ’s nachts, allesbehalve zelfverzekerd. Hij keek nerveus voor zich uit en maakte zich zorgen over het ijs onder zijn wielen. Stel dat hij nu de controle verloor en in een greppel terechtkwam? Hij had een lichaam bij zich. Hij zou zeker gepakt worden. Hij moest voorzichtig rijden. Hij had gehoopt dat zijn tweede moord makkelijker zou zijn dan de eerste, maar hij was nog steeds een nerveus wrak.
Hij liet de auto precies hier stoppen. Hij sleepte het lichaam van de vrouw – reeds naakt, dacht Riley – uit de auto. Maar het was al stijf. Daar had hij niet op gerekend. Het frustreerde hem, liet zijn zelfvertrouwen wankelen. Om het nog erger te maken kon hij niet goed zien wat hij aan het doen was, zelfs niet in de lichten van de koplampen die hij op de boom had laten schijnen. De nacht was te donker. Hij maakte een aantekening in zijn hoofd om het de volgende keer bij daglicht te doen, als dat kon.
Hij sleepte het lichaam naar de boom en probeerde het neer te zetten op de manier zoals hij zich had voorgesteld. Het ging niet zo goed. Het hoofd van de vrouw was naar links gebogen en onbeweeglijk door de lijkstijfheid. Hij trok en draaide eraan. Zelfs nadat de nek was gebroken, kon hij het nog steeds niet naar voren laten kijken.
En hoe moest hij de benen nu goed neerleggen? Een van de benen was hopeloos gebogen. Hij had geen andere keus dan een krik uit de kofferbak te pakken en het dijbot en de knieschijf te breken. Toen verdraaide hij het been zo goed als hij kon, maar niet tot zijn tevredenheid.
Ten slotte plaatste hij plichtsgetrouw het lint om haar nek, de pruik op haar hoofd en de roos in de sneeuw. Toen stapte hij in zijn auto en reed weg. Hij was teleurgesteld en ontmoedigd. Hij was ook bang. Had hij in al zijn onhandigheid fatale sporen achtergelaten? Hij ging iedere handeling obsessief in zijn hoofd na, maar hij wist het niet zeker. Hij wist wat hij de volgende keer beter moest doen. Hij beloofde zichzelf om het beter te doen.
Riley opende haar ogen. Ze liet de aanwezigheid van de moordenaar vervagen. Ze was tevreden met zichzelf. Ze was niet gaan trillen en had zich niet laten overweldigen. En ze had wat waardevolle inzichten verkregen. Ze had een gevoel van hoe de moordenaar zijn vaardigheid leerde.
Ze wenste alleen dat ze iets wist – wat dan ook – over zijn eerste moord. Ze wist nu zeker dat hij één keer eerder gemoord had. Dit was het werk van een leerling, maar niet van een beginner.
Net toen Riley zich wilde omdraaien en naar haar auto terug wilde lopen, zag ze iets in de boom. Er stak een klein stukje geel uit, waar de stam zich in tweeën splitste, net boven haar hoofd. Ze liep naar de andere kant van de boom en keek omhoog.
“Hij is hier teruggekomen!” Riley ademde scherp in. De rillingen liepen over haar rug en ze tuurde nerveus om zich heen. Maar er was nu niemand in de buurt.
Vanaf een boomtak werd ze aangestaard door een naakte vrouwelijke pop met blond haar, precies zo neergezet als de moordenaar zijn slachtoffer had willen neerzetten.
De pop kon hier niet lang hebben gezeten, hooguit drie of vier dagen. Ze was niet door de wind verplaatst of verbleekt door de regen. Terwijl hij zich had voorbereid op de moord op Reba Frye was de moordenaar hier teruggekomen. Net zoals Riley vaak deed, was hij hier teruggekomen om over zijn werk na te denken, om zijn fouten op kritische wijze te bestuderen.
Ze nam foto’s met haar mobiel en stuurde ze meteen naar het Bureau. Riley wist waarom hij de pop had achtergelaten. Het is een excuus voor slordigheid in het verleden, besefte ze zich.
Het was ook een belofte dat er beter werk aan zat te komen.
Бесплатно
Установите приложение, чтобы читать эту книгу бесплатно
О проекте
О подписке