Peterson reed rustig in zijn auto, niet te snel en niet te langzaam. Hij voelde zich goed toen hij het meisje eindelijk weer zag. Eindelijk had hij haar gevonden. Daar was ze, de dochter van Riley, in haar eentje. Ze liep naar school en ze had geen flauw idee dat hij haar volgde. Dat hij op het punt stond haar leven te beëindigen.
Toen hij haar bekeek bleef ze plotseling staan en draaide zich om, alsof ze vermoedde dat ze bekeken werd. Ze stond daar maar, alsof ze niet wist wat te doen. Een paar andere scholieren liepen langs haar heen en gingen het gebouw in.
Hij liet de auto langzaam doorrijden. Hij wilde zien wat ze nu zou gaan doen.
Niet dat het meisje belangrijk voor hem was. Haar moeder was het echte doelwit van zijn wraak. Haar moeder had hem ernstig gedwarsboomd en daar zou ze voor boeten. In zekere zin had ze dat al gedaan; tenslotte had hij Marie Sayles tot zelfmoord gedreven. Maar nu moest hij het meisje dat het belangrijkste voor haar was afpakken.
Tot zijn vreugde draaide het meisje zich om en liep van de school vandaan. Blijkbaar had ze besloten om vandaag niet naar school te gaan. Zijn hart bonkte, hij wilde toeslaan. Maar dat kon niet. Nog niet. Hij moest tegen zichzelf zeggen dat hij geduldig moest zijn. Er waren nog steeds anderen in de buurt.
Peterson reed door en ging een blokje om, terwijl hij zichzelf dwong geduldig te zijn. Hij onderdrukte een glimlach bij de gedachte aan het plezier dat in het vooruitzicht lag. Met wat hij voor haar dochter in gedachten had, zou Riley lijden op manieren die ze nooit voor mogelijk had gehouden. Hoewel ze nog slungelig en onhandig was, leek het meisje heel veel op haar moeder. Dat zou het nog bevredigender maken.
Terwijl hij rondreed zag hij het meisje vlot over de straat lopen. Hij stopte bij de stoep en keek een paar minuten naar haar, totdat hij besefte dat ze een straat in liep die de stad uit leidde. Als ze alleen naar huis zou lopen, dan zou dit het perfecte moment zijn om haar te pakken.
Zijn hart bonkte, hij wilde genieten van het zalige vooruitzicht. Peterson reed nog een blokje om met zijn auto.
Peterson wist dat je moest leren om sommige pleziertjes uit te stellen, om te wachten op het juiste moment. Uitgestelde voldoening maakte alles veel fijner. Hij had dat van jaren smakelijke, trage wreedheid geleerd.
Er is gewoon zoveel om naar uit te kijken, dacht hij tevreden.
Toen hij weer terugkwam en haar weer zag lachte Peterson hardop. Ze probeerde een lift te krijgen! God was hem vandaag goed gezind. Het was duidelijk voorbestemd om haar leven te nemen. Hij stopte zijn auto naast haar en schonk haar zijn meest aangename glimlach. “Lift nodig?”
Het meisje glimlachte breed terug. “Bedankt. Dat zou fantastisch zijn.”
“Waar moet je naartoe?” vroeg hij.
“Ik woon net een klein stukje buiten de stad.” Het meisje gaf hem het adres.
Hij zei: “Ik kom daar vlak langs. Stap maar in.”
Het meisje ging voorin zitten. Met groeiende voldoening zag hij dat ze dezelfde lichtbruine ogen als haar moeder had.
Peterson drukte op de knopjes om de deuren en ramen op slot te doen. Door het zachte gezoem van de airconditioner merkte het meisje het niet eens.
*
April voelde een plezierig stoot adrenaline toen ze haar veiligheidsriem omdeed. Ze had nog nooit eerder gelift. Haar moeder zou een toeval krijgen als ze erachter kwam.
Natuurlijk had mama gelijk, dacht April. Het was echt gemeen dat ze haar de vorige avond bij papa had laten blijven, en alleen maar vanwege een of ander raar idee van haar dat Peterson in hun huis geweest was. Dat was niet waar, April wist dat. De twee agenten die haar naar het huis van haar vader gebracht hadden, hadden dat gezegd. Uit wat ze tegen elkaar gezegd hadden, bleek dat kennelijk het hele Bureau dacht dat mama een beetje kierewiet was.
De man zei: “Waarom ben je in Fredericksburg?”
April keek hem aan. Hij was een prettig uitziende man met een brede kaak, ruig haar en een stoppelbaardje. Hij glimlachte.
“School,” zei April.
“Een zomercursus?” vroeg de man.
“Ja,” zei April. Ze ging hem echt niet vertellen dat ze besloten had om te spijbelen. Niet dat hij het type man leek die het niet zou begrijpen. Hij zag er oké uit. Misschien kreeg hij er zelfs wel een kick van om haar te helpen bij het trotseren van het ouderlijk gezag. Maar het was het beste om geen risico te nemen.
De glimlach van de man werd een beetje ondeugend. “En wat vindt je moeder van liften?” vroeg hij.
April bloosde van schaamte. “O, dat vindt ze niet erg,” zei ze.
De man grinnikte. Het was geen fijn geluid. En er was April iets opgevallen. Hij had gevraagd wat haar móéder ervan vond, niet wat haar óúders ervan vonden. Waarom zei hij dat?
Op dit tijdstip was er vrij veel verkeer zo dicht bij de school. Het zou even duren voor ze thuis zou zijn. April hoopte dat de man niet een heel gesprek zou gaan beginnen. Dat zou het erg ongemakkelijk maken.
Maar na een paar straten van stilte voelde April zich nog ongemakkelijker. De man glimlachte niet meer en zijn uitdrukking kwam nogal grimmig op haar over. Ze zag dat alle deuren op slot zaten. Ongemerkt liet ze haar vingers naar het knopje van het raam aan de passagierskant glijden. Er zat geen beweging in.
De auto stopte achter een rij auto’s voor een rood verkeerslicht. De man deed zijn linker richtingaanwijzer aan.
April werd door een plotselinge vlaag van angst bevangen. “Eh... We moeten hier rechtdoor,” zei ze.
De man zei niets. Had hij haar gewoon niet gehoord? Op een of andere manier durfde ze het niet nog een keer te zeggen. Trouwens, misschien had hij een andere route in gedachten. Maar nee, ze kon niet bedenken hoe hij haar via die richting naar huis kon brengen.
April vroeg zich af wat ze moest doen. Moest ze om hulp schreeuwen? Zou iemand haar horen? En als de man niet had gehoord wat ze zei? Stel dat hij helemaal geen kwaad in de zin had? Dan zou het hele gebeuren vreselijk gênant zijn.
Toen zag ze een bekende op de stoep slenteren, met zijn rugzak over zijn schouder. Het was Brian, momenteel haar soort-van-vriendje. Ze tikte hard tegen het raam. “Wil je een lift?” mimede ze naar Brian.
Brian grijnsde en knikte.
“O, dat is mijn vriendje,” zei April. “Kunnen we stoppen en hem meenemen, alsjeblieft? Hij is toch onderweg naar mijn huis.”
Dat was een leugen. April had eigenlijk geen idee waar Brian naartoe ging. De man fronste en gromde. Hij was hier helemaal niet blij mee. Zou hij stoppen? Aprils hart bonkte wild.
Brian was aan de telefoon terwijl hij op de stoep bleef staan wachten. Maar hij keek recht naar de auto en April wist zeker dat hij de bestuurder duidelijk kon zien. Ze was blij dat ze een mogelijke getuige had voor het geval de man iets kwaads in de zin had.
De man bestudeerde Brian en zag dat hij recht naar hem keek. Zonder een woord te zeggen deed de man de deuren van het slot. April gebaarde naar Brian om achterin in te stappen, dus hij opende het portier en sprong erin. Net op het moment dat het verkeerslicht op groen sprong en de rij auto’s weer begon te rijden, sloot hij de deur. “Bedankt voor de lift, meneer,” zei Brian vrolijk.
De man zei helemaal niets. Hij bleef fronsen.
“Hij brengt ons naar mijn huis, Brian,” zei April.
“Geweldig,” antwoordde Brian.
April voelde zich nu veilig. Als de man echt slechte bedoelingen had, zou hij heus niet zowel haar als Brian grijpen. Hij zou ze heus wel rechtstreeks naar het huis van mama brengen.
Vooruitdenkend vroeg April zich af of ze haar moeder over de man en haar achterdocht over hem zou vertellen. Maar nee, dat zou betekenen dat ze haar gespijbel en het liften moest toegeven. Mam zou haar voor eeuwig huisarrest geven. Trouwens, dacht ze, de bestuurder kon Peterson niet zijn.
Peterson was een psychotische moordenaar, niet een gewone man die in een auto rondreed.
En Peterson was tenslotte dood.
De strakke, grimmige uitdrukking van Brent Meredith vertelde Riley dat hij helemaal niet blij was met haar verzoek.
“Het is logisch als ik die zaak aanneem,” zei ze. “Ik heb meer ervaring dan wie dan ook met dit soort perverse seriemoordenaars.”
Ze had zojuist het telefoontje van Reedsport beschreven en de kaak van Meredith stond de hele tijd strak.
Na een lange stilte zuchtte Meredith. “Ik vind het goed,” zei hij met tegenzin.
Riley zuchtte van opluchting. “Dank u, meneer,” zei ze.
“Bedank me niet,” snauwde hij. “Ik doe dit tegen beter weten in. Ik stem er alleen maar mee in omdat jij de speciale vaardigheden hebt om deze zaak aan te pakken. Jouw ervaring met dit soort moordenaars is uniek. Ik zal een partner aan je toewijzen.”
Riley kreeg een schok van ontmoediging. Ze wist dat het geen optie was om nu met Bill te werken, maar ze vroeg zich af of Meredith wist waarom er zo’n spanning tussen de langdurige partners was. Ze dacht dat het waarschijnlijker was dat Bill simpelweg tegen Meredith gezegd had dat hij voorlopig dicht bij huis wilde werken.
“Maar meneer...” begon ze.
“Geen gemaar,” zei Meredith. “En niet meer van die solistische capriolen. Het is niet slim en het is tegen de beleidsregels. Je bent al meer dan eens bijna gedood. Regels zijn regels. En ik verbreek er nu al meer dan genoeg door je niet met verlof te sturen na de recentelijke gebeurtenissen.”
“Ja, meneer,” zei Riley snel.
Meredith wreef over zijn kin en dacht duidelijk over alle mogelijkheden na. Hij zei: “Agent Vargas gaat met je mee.”
“Lucy Vargas?” vroeg Riley.
Meredith knikte alleen maar.
Riley vond geen prettig idee. “Ze zat in het team dat gisteravond bij mij thuiskwam,” zei Riley. “Ik ben erg onder de indruk van haar en ik mag haar, maar ze is een groentje. Ik ben gewend om met iemand te werken die meer ervaren is.”
Meredith glimlachte breeduit. “Haar cijfers op de opleiding waren buitengewoon. En oké, ze is jong. Het komt zelden voor dat studenten die net van de opleiding komen worden aangenomen bij de GAE. Maar ze is écht zo goed. Ze is er klaar voor om ervaring in het veld op te doen.”
Riley wist dat ze geen keus had.
Meredith ging verder. “Hoe snel kun je klaar zijn om te vertrekken?”
In haar hoofd liep Riley de noodzakelijke voorbereidingen door. Boven aan haar lijstje stond dat ze haar dochter moest spreken. En wat nog meer? Haar reisbenodigdheden waren niet hier op kantoor. Ze moest naar Fredericksburg rijden en even naar huis, ervoor zorgen dat April bij haar vader zou blijven, en daarna terug naar Quantico rijden.
“Geef me drie uur,” zei ze.
“Ik bel om een vliegtuig te regelen,” zei Meredith. “Ik licht de politiechef in Reedsport in dat er een team onderweg is. Wees over precies drie uur bij de landingsbaan. Als je te laat bent, zal je ervan lusten.”
Riley stond nerveus op. “Ik begrijp het, meneer,” zei ze. Ze bedankte hem bijna weer, maar dacht snel aan zijn bevel om dat niet te doen. Ze liep zonder nog een woord te zeggen zijn kantoor uit.
*
Riley was binnen een halfuur thuis, parkeerde en liep rechtstreeks naar de voordeur. Ze moest haar reisbenodigdheden pakken: een kleine reistas met toiletspullen en een setje schone kleren die ze altijd ingepakt klaar had staan. Ze moest de tas supersnel gaan halen en dan de stad in, waar ze het een en ander aan April en Ryan moest uitleggen. Ze keek helemaal niet naar dat gedeelte uit, maar ze moest er zeker van zijn dat April veilig was.
Toen ze de sleutel in de voordeur stak merkte ze dat deze al open was. Ze wist dat ze hem op slot had gedaan toen ze wegging. Dat deed ze altijd, ze vergat het nooit. Alle alarmbellen gingen bij Riley af. Ze trok haar pistool en liep naar binnen.
Terwijl ze zich stilletjes door het huis bewoog en alle hoeken doorzocht, werd ze zich van een lang, ononderbroken geluid bewust. Het leek van buiten te komen, achter het huis. Het was muziek, heel harde muziek.
Wat is dit?
Nog steeds alert op een indringer liep ze door de keuken. De achterdeur stond een beetje open en buiten galmde een popnummer. Ze rook een bekende geur. “O jezus, niet weer,” zei ze tegen zichzelf. Ze stopte haar pistool terug in de holster en liep naar buiten. En ja hoor, daar was April. Ze zat met een slanke jongen van haar leeftijd aan de picknicktafel. De muziek kwam uit een paar kleine luidsprekers die op de picknicktafel stonden.
Toen ze haar moeder zag schoten de ogen van April vol met paniek. Ze reikte onder de picknicktafel om de joint in haar hand uit te maken, duidelijk hopend dat de peuk gewoon zou verdwijnen.
“Doe maar geen moeite om het te verbergen,” zei Riley en ze stapte naar de tafel. “Ik weet wat je aan het doen bent.”
Ze kon zichzelf nauwelijks verstaanbaar maken door de muziek. Ze reikte naar de muziekspeler en zette hem af.
“Dit is niet wat het lijkt, mama,” zei April.
“Dit is precíés wat het lijkt,” zei Riley. “Geef me de rest.”
April rolde met haar ogen en gaf Riley een plastic zakje met een klein beetje wiet erin. “Ik dacht dat je aan het werk was,” zei April, alsof dat alles verklaarde.
Riley wist niet of ze kwaad of teleurgesteld moest zijn. Ze had April al een keer eerder op het roken van wiet betrapt. Maar het ging nu beter tussen hen, en ze had gedacht dat die dagen achter hen lagen. Riley staarde naar de jongen.
“Mama, dit is Brian,” zei April. “Hij is een vriend van school.”
Met een uitdrukkingsloze grijns en glazige ogen reikte de jongen Riley de hand. “Aangenaam kennis te maken, mevrouw Paige,” zei hij.
Riley hield haar handen naast haar lichaam. “Wat doe je hier eigenlijk?” vroeg Riley aan April.
“Ik woon hier,” zei April schouderophalend.
“Je weet best wat ik bedoel. Je hoort bij je vader te zijn.”
April antwoordde niet.
Riley keek op haar horloge. De tijd raakte op. Ze moest deze situatie snel oplossen. “Vertel me wat er is gebeurd,” zei Riley.
April begon er een beetje bedremmeld uit te zien. Ze was niet op deze situatie voorbereid. “Vanmorgen ben ik vanaf het huis van papa naar school gelopen,” zei ze. “Ik kwam Brian voor school tegen. We besloten om vandaag te spijbelen. Het is niet erg als ik zo nu en dan wat mis. Ik slaag toch wel. Het examen is pas op vrijdag.”
Brian liet een nerveuze, stomme lach horen. “Ja, April doet het echt goed in die les, mevrouw Paige,” zei hij. “Ze is geweldig.”
“Hoe ben je hier gekomen?” vroeg Riley.
April wendde haar blik af.
Riley kon makkelijk raden waarom ze aarzelde om haar de waarheid te vertellen. “O god, jullie zijn hierheen gelift, of niet soms?” zei Riley.
“De bestuurder was echt een aardige man, erg stil,” zei April. “Brian was er de hele tijd bij. We waren veilig.”
Riley had moeite om haar stem en zenuwen de baas te blijven.
“Hoe wéét je of je veilig was? April, je mag nóóit met vreemden meeliften. En waarom zou je na de schrik van gisteravond hierheen willen komen? Dat was enorm dom. Stel dat Peterson nog steeds hier had rondgehangen?”
April glimlachte alsof ze beter wist. “Kom op, mam. Je maakt je te veel zorgen. Dat zeiden de andere agenten. Ik hoorde twee van hen erover praten; de jongens die me gisteravond naar het huis van papa hebben gebracht. Ze zeiden dat Peterson echt wel dood is en dat jij dat gewoon niet kunt accepteren. Ze zeiden dat degene die de steentjes achtergelaten heeft gewoon een grapje wilde uithalen.”
Riley was woest. Ze wilde dat ze die agenten te pakken kon krijgen. Wat een lef hadden ze, om in het bijzijn van haar dochter zo over haar te spreken. Ze wilde April naar hun namen vragen, maar besloot om het te laten gaan. “Luister naar me, April,” zei Riley. “Ik moet een paar dagen de stad uit voor een zaak. Ik moet meteen weg. Ik breng je naar je vader. Ik wil dat je daar blijft.”
“Waarom kan ik niet met jou mee?” vroeg April.
Riley vroeg zich af waarom tieners in hemelsnaam zo stom over sommige dingen konden zijn. “Omdat je dit vak moet afmaken,” zei ze. “Je moet ervoor slagen of je raakt achter op school. Engels is een verplicht vak en je hebt het zonder goede reden verpest. En trouwens, ik ben aan het werk. Het is niet altijd veilig om bij me te zijn terwijl ik aan een zaak werk. Dat zou je ondertussen wel moeten weten.”
April zei niets.
“Kom mee naar binnen,” zei Riley. “We hebben maar een paar minuten. Ik pak wat spulletjes bij elkaar en jij ook. Dan breng ik je naar het huis van je vader.”
Ze draaide zich om naar Brian en Riley ging verder: “En jou breng ik naar huis.”
“Ik kan liften,” zei Brian.
Riley staarde hem alleen maar aan.
“Oké,” zei Brian en hij zag er een beetje angstig uit. Hij en April stonden op en liepen achter Riley aan naar binnen.
“Schiet op en stap in de auto, allebei,” zei ze. De twee tieners verlieten gehoorzaam het huis.
Ze sloot de nieuwe grendel die ze aan de achterdeur had gemaakt en ging toen van kamer naar kamer om er zeker van te zijn dat alle ramen dicht waren. In haar eigen slaapkamer pakte ze haar reistas en controleerde of alles wat ze nodig had er nog in zat. Toen ze wegging keek ze nerveus naar haar bed, alsof de kiezelsteentjes teruggekomen zouden zijn. Even vroeg ze zich af waarom ze naar een andere staat ging in plaats van hier te blijven en te proberen de moordenaar op te sporen die ze daar had neergelegd om haar te treiteren.
Trouwens, die stunt van April had haar bang gemaakt. Kon ze erop vertrouwen dat haar dochter veilig zou blijven in Fredericksburg? Dat had ze eerder gedacht, maar nu had ze haar twijfels. Maar ze kon er niets aan veranderen. Ze was begaan met de nieuwe zaak en moest vertrekken. Terwijl ze naar buiten en naar de auto liep, gluurde ze het dikke, donkere bos in, speurend naar een teken van Peterson.
Maar er was niets.
О проекте
О подписке