Nog steeds met haar pistool in haar hand sloeg Riley haar linkerarm om Aprils schouders heen. Het arme meisje trilde van angst. Riley leidde April naar de voordeur en opende hem net op het moment dat een aantal geüniformeerde agenten zich de stoep op haastten.
De agent die de leiding had kwam met getrokken pistool het huis binnen. “Wat is er aan de hand?” vroeg hij.
“Er was iemand in het huis,” zei Riley. “Hij is er misschien nog steeds.”
De agent keek ongemakkelijk naar het pistool in haar hand.
“Ik ben van de FBI,” zei Riley. “Er zullen hier snel GAE-agenten zijn. Ik heb het hele huis al doorzocht, behalve de zolder.” Ze wees. “Er is een luik in het plafond in de gang.”
De agent riep: “Bowers, Wright, naar binnen en controleer de zolder. De anderen zoeken buiten, achterzijde en voorzijde.”
Bowers en Wright gingen de gang in en schoven de ladder omlaag. Ze trokken allebei hun wapens. De een bleef onder aan de ladder wachten, terwijl de andere naar boven klom en met een zaklantaarn rondscheen. Binnen een paar tellen verdween de man de zolder op. Al snel klonk een stem: “Hier is niemand.”
Riley wilde zich opgelucht voelen. Maar de waarheid was dat ze wenste dat Peterson wél daar boven was geweest. Dan kon hij meteen worden gearresteerd, of beter nog: neergeschoten. Ze was er zeker van dat hij niet in de voor- of de achtertuin zou verschijnen.
“Hebt u een kelder?” vroeg de leidinggevende agent.
“Nee, alleen een kruipruimte,” zei Riley.
De agent riep naar buiten: “Benson, Pratt, controleer onder het huis.”
April hield haar moeder nog steeds stevig vast. “Wat is er aan de hand, mam?” vroeg ze.
Riley aarzelde. Jarenlang had ze vermeden om April de vreselijke waarheid over haar werk te vertellen. Maar ze was er onlangs achter gekomen dat ze te beschermend was. Dus had ze April over haar traumatische gevangenschap door Peterson verteld, of tenminste, zoveel als ze dacht dat April aankon. Ze had ook haar twijfels over de dood van de man met haar gedeeld.
Maar wat kon ze nu aan April vertellen? Ze wist het niet zeker.
Voordat Riley eruit was zei April: “Het is Peterson, hè?”
Riley knuffelde haar dochter stevig. Ze knikte terug en probeerde de huivering die over haar hele lichaam liep te verbergen.
“Hij leeft nog.”
Een uur later stond Rileys huis vol met mensen in uniformen of met FBI-badges. Zwaarbewapende federale agenten en een forensisch team werkten samen met de plaatselijke politie.
“Stop die kiezelsteentjes op het bed in een bewijszakje,” riep Craig Huang. “Ze moeten op vingerafdrukken of DNA worden onderzocht.”
Riley was niet blij geweest toen ze zag dat Huang de leiding had. Hij was erg jong en haar vorige werkervaring met hem was niet zo positief geweest. Maar nu zag ze dat hij ferme opdrachten gaf en dat hij alles effectief regelde. Huang begon goed te worden in zijn werk.
Het forensisch team was al aan de slag, ze kamden iedere centimeter van het huis uit en zochten naar vingerafdrukken. Andere agenten waren in de duisternis achter het huis verdwenen in de hoop bandensporen of een aanwijzing naar een spoor door het woud te vinden. Nu alles soepel verliep, leidde Huang Riley van de anderen weg naar de keuken. Hij en Riley gingen aan de tafel zitten, samen met April, die nog steeds overstuur was.
“Dus wat denk je?” vroeg Huang aan Riley. “Is er een kans dat we hem vinden?”
Riley zuchtte ontmoedigd. “Nee, ik ben bang dat hij allang weg is. Hij moet hier eerder vanavond zijn geweest, voordat mijn dochter en ik thuiskwamen.”
Op dat moment kwam er een vrouwelijke agent, in kevlar gekleed, via de achterzijde het huis binnen. Ze had donker haar, donkere ogen en een donkere huid. Ze leek nog jonger dan Huang. “Agent Huang, ik heb iets gevonden,” zei de vrouw. “Krassen op het slot van de achterdeur. Het lijkt erop dat iemand het open gepeuterd heeft.”
“Goed werk, Vargas,” zei Huang. “Nu weten we hoe hij binnengekomen is. Kun jij even bij Riley en haar dochter blijven?”
Het gezicht van de jonge vrouw bloeide op. “Graag,” zei ze. Ze ging aan de tafel zitten en Huang liep de keuken uit om zich bij de anderen te voegen.
“Agent Paige, ik ben agent María de la Luz Vargas Ramírez.” Toen grijnsde ze. “Ik weet het, dat is een mondvol. Het is iets Mexicaans. Mensen hier noemen me Lucy Vargas.”
“Ik ben blij dat je er bent, agent Vargas,” zei Riley.
“Gewoon Lucy, graag.” De jonge vrouw werd even stil en bleef naar Riley staren. Ten slotte zei ze: “Agent Paige, ik hoop dat ik niet buiten mijn boekje ga door dit te zeggen, maar... het is echt een eer u te ontmoeten. Sinds ik met mijn training begonnen ben, volg ik uw werk. Uw hele staat van dienst is echt geweldig.”
“Dank je,” zei Riley.
Lucy glimlachte met bewondering. “Ik bedoel, de manier waarop u de zaak-Peterson hebt opgelost; het hele verhaal is gewoon verbijsterend.”
Riley schudde haar hoofd. “Ik zou willen dat het zo simpel was,” zei ze. “Hij is niet dood. Hij was de indringer, vandaag.”
Lucy staarde haar verbouwereerd aan. “Maar iedereen zei...” begon Lucy.
Riley onderbrak haar. “Er was nog iemand die dacht dat hij leefde. Marie, de vrouw die ik gered heb. Ze wist zeker dat hij de spot met haar dreef. Ze...” Riley zweeg even bij de pijnlijke herinnering aan Maries lichaam, hangend in haar eigen slaapkamer. “Ze heeft zelfmoord gepleegd,” vervolgde Riley toen.
Lucy keek zowel ontzet als verbaasd. “Wat vreselijk,” zei ze.
Op dat moment hoorde Riley een bekende stem die haar riep.
“Riley? Alles in orde?”
Ze draaide zich om en zag Bill Jeffreys in de deuropening van de keuken staan. Hij zag er nerveus uit. De GAE had hem zeker hierover gewaarschuwd, dus was hij hier zelf heen gereden.
“Alles in orde, Bill,” zei ze. “Met April ook. Ga zitten.”
Bill ging aan de tafel bij Riley, April en Lucy zitten. Lucy staarde naar hem, blijkbaar vol ontzag over de kennismaking met Rileys voormalig partner, ook een FBI-held.
Huang kwam de keuken weer in. “Er is niemand in het huis en ook niet buiten,” zei hij tegen Riley. “Mijn mensen hebben al het bewijs dat ze konden vinden verzameld. Ze zeggen dat ze niet veel hebben om mee te werken. Het is aan de laboranten om te kijken of die er iets van kunnen maken.”
“Daar was ik al bang voor,” zei Riley.
“Ik denk dat het tijd is dat wij er voor vanavond een eind aan breien,” zei Huang. Toen ging hij de keuken uit om zijn laatste bevelen aan de agenten te geven.
Riley keerde zich naar haar dochter om. “April, jij gaat vanavond naar het huis van je vader.”
Aprils ogen werden groot. “Ik laat je niet hier achter,” zei April. “En ik wil helemaal niet bij papa blijven.”
“Het moet,” zei Riley. “Je bent hier niet veilig.”
“Maar mam...”
Riley onderbrak haar. “April, er zijn een paar dingen die ik je nog niet over die man heb verteld. Verschrikkelijke dingen. Bij je vader ben je veilig. Ik haal je morgen na school op.”
Voordat April verder kon tegensputteren, zei Lucy: “Je moeder heeft gelijk, April. Neem het maar van mij aan. Of eigenlijk, beschouw het maar als een bevel van mij. Ik zal speciaal een paar agenten uitkiezen die je daar naartoe kunnen brengen. Agent Paige, met uw toestemming bel ik uw ex-man op en vertel hem wat er aan de hand is.”
Riley was verrast over het aanbod van Lucy. Ze was er ook blij mee. Op een bijna griezelige manier leek Lucy te begrijpen dat het voor haar een vervelend telefoontje zou zijn. Ryan zou het nieuws ongetwijfeld serieuzer nemen als het van een andere agent kwam. Lucy kon ook goed met April omgaan.
Lucy had niet alleen het beschadigde slot opgemerkt, ze had ook empathie getoond. Empathie was een uitstekende eigenschap voor een GAE-agent, en werd maar al te vaak door het stressvolle werk uitgehold.
Deze vrouw is goed, dacht Riley.
“Kom,” zei Lucy tegen April. “Laten we je vader gaan bellen.”
April wierp Riley een woedende blik toe. Toch stond ze op en liep achter Lucy aan de woonkamer in om te bellen.
Riley en Bill bleven alleen achter aan de eetkamertafel. Hoewel het erop leek dat er niets meer te doen was, was Riley blij dat Bill hier was. Ze hadden jarenlang samengewerkt en ze had altijd gevonden dat ze goed bij elkaar pasten. Ze waren allebei veertig met plukjes grijs in hun donkere haar. Ze waren allebei toegewijd aan hun werk en hadden huwelijksproblemen. Bill was sterk zowel qua bouw als qua karakter.
“Het was Peterson,” zei Riley. “Hij was hier.”
Bill zei niets. Hij zag er niet overtuigd uit.
“Geloof je me niet?” zei Riley. “Er lagen kiezelsteentjes op mijn bed. Hij moet ze daar neergelegd hebben. Ze kunnen daar niet op een andere manier terecht zijn gekomen.”
Bill schudde zijn hoofd. “Riley, ik ben ervan overtuigd dat er een indringer was,” zei hij. “Je hebt je dat gedeelte echt niet ingebeeld. Maar Peterson? Dat betwijfel ik.”
Rileys woede werd nu groter. “Bill, luister. Op een avond hoorde ik iets tegen de voordeur. Toen ik buiten keek vond ik kiezelsteentjes. Marie zei dat ze had gehoord dat er iemand kiezelsteentjes tegen haar slaapkamerraam gooide. Wie kan het anders zijn?”
Bill zuchtte en schudde zijn hoofd. “Riley, je bent moe,” zei hij. “En als je moe bent en je krijgt een idee in je kop, is het makkelijk om alles te geloven. Het had iedereen kunnen overkomen.”
Riley merkte dat ze tegen haar tranen moest vechten. In betere tijden zou Bill haar intuïtie zonder meer vertrouwd hebben. Maar die tijden waren voorbij. En ze wist waarom. Een paar nachten geleden had ze hem in een dronken bui opgebeld en voorgesteld dat ze iets met hun wederzijdse aantrekkingskracht moesten doen en een verhouding moesten beginnen. Het was vreselijk wat ze gedaan had en dat wist ze. Sindsdien had ze geen druppel alcohol meer aangeraakt. Maar de relatie tussen haar en Bill was er niet beter op geworden.
“Ik weet waar dit over gaat, Bill,” zei ze. “Het is vanwege dat stomme telefoontje van mij. Je vertrouwt me niet meer.”
Nu kraakte Bills stem van woede. “Verdomme, Riley. Ik probeer gewoon reëel te blijven.”
Riley was ziedend. “Ga maar gewoon, Bill.”
“Maar Riley...”
“Geloof me of geloof me niet. Jouw keus. Maar nu wil ik dat je gaat.”
Met een berustende houding stond Bill op en ging weg.
Door de keukendeur zag Riley dat bijna iedereen het huis al had verlaten, ook April.
Lucy kwam de keuken weer in. “Huang laat een paar agenten hier,” zei ze. “Ze houden het huis de rest van de nacht in de gaten vanuit een auto. Ik weet niet of het een goed idee is dat je hier alleen blijft. Ik wil graag bij je blijven.”
Riley zat even na te denken. Wat ze wilde – wat ze nu nódig had – was dat iemand geloofde dat Peterson niet dood was. Ze twijfelde of ze zelfs Lucy hiervan kon overtuigen. Het zag er allemaal hopeloos uit. “Het gaat wel, Lucy,” zei Riley.
Lucy knikte en ging de keuken uit. Riley hoorde dat de laatste agenten het huis verlieten en de deur achter zich dichtdeden. Ze stond op en controleerde zowel de voordeur als de achterdeur om er zeker van te zijn dat ze op slot waren. Ze zette twee stoelen tegen de achterdeur aan. Ze zouden genoeg lawaai maken als iemand het slot weer probeerde te forceren.
Toen stond ze in de woonkamer en keek om zich heen. Het huis zag er vreemd helder uit, met alle lichten aan.
Ik zou er een paar uit moeten doen, dacht ze.
Maar toen ze naar het lichtknopje van de woonkamer reikte verstijfden haar vingers. Ze kon het gewoon niet. Ze was verlamd van angst.
Ze wist dat Peterson weer zou komen.
О проекте
О подписке